zeitgleich
Vier vragen aan Herman Franke  
In onze uitgave n+4 verscheen het derde hoofdstuk "De kruisafneming van Christus" uit de roman
De verbeelding. We hebben de schrijver Herman Franke hierover vier vragen gesteld:



De verbeelding das gefrorene meer: Een jaar geleden heeft u in een interview gezegd: "Ik heb het altijd moeilijk gevonden personages en romans los te laten, ook romans van andere schrijvers". Wat is dat voor een band tussen de auteur en zijn personages? En die tussen de lezer en de personages?

Herman Franke: Iedere lezer probeert een personage te herscheppen naar zijn beeld en gelijkenis, wat gelukkig lang niet altijd lukt. Het is mooi als personages zowel sympathie en herkenning als wrevel en vervreemding oproepen. Als schrijver geldt voor mijn eigen personages dat ze mij dwingen tot genadeloos zelfonderzoek. Ze lijken altijd wel een beetje op mezelf, soms zijn ze zoals ik zou willen zijn, soms verbeelden ze wat ik in mezelf verfoei of waar ik bang voor ben en soms zijn ze ronduit hoe ik niet zou willen zijn. Maar als ik door het schrijven een tijd met een personage geleefd heb, zijn ze ook een deel van me geworden. Daarom vind ik het zo prettig dat in mijn jongste romans Uit het niets en Zoek op Liefde ook personages uit mijn vorige romans weer een rol spelen. Ik merkte dat ik meteen weer in ze kon kruipen en ze op hun eigen manier kon laten praten en denken, alsof ze al die jaren in mijn onbewustzijn hadden voortgeleefd. Ik zie mezelf meer en meer als een koor en voel me daar goed bij. Me meerstemmig kunnen uiten, misschien is dat wel mijn grootste drijfveer om te schrijven.

das gefrorene meer: Als uw romans en de personages daarin ontstaan zijn uit genadeloos zelfonderzoek en u daarmee meerstemmig wilt spreken, welke rol is dan voor de lezer weggelegd? Hoe wenst u dat de lezer hiermee omgaat?

Herman Franke: Die romans en personages ontstaan niet uit zelfonderzoek maar dwingen mij daartoe, vooral als ze een stem hebben die ik onsympathiek of vreemd vind of zelfs haat. Waarom wil ik zulke personages laten leven? Waarom komen die stemmen bij me op? Onderdruk ik die stemmen teveel in mijn dagelijkse leven? Zijn er misschien nog stemmen in me die ik niet eens aan het woord dúrf te laten? Ik denk nooit aan welke rol daarbij voor de lezer is weggelegd. Die maakt dat zelf wel uit, daar is hij assertief genoeg voor. De schrijver wikt, de lezer beschikt. Als ik pech heb slaat die lezer mijn boeken al na enkele bladzijden dicht, als ik geluk heb vinden de stemmen van mijn personages weerklank of weerzin en begint de lezer terug te praten of mee te denken. Mijn personages hebben uiteraard niet alleen een stem, ze figureren ook in verhalen die vaak over obsessieve verlangens gaan en het moeizame, hardnekkige maar meestal vergeefse streven naar geluk. In mijn romans hangen die verhalen op diverse manieren met elkaar samenhangen, ze lopen door elkaar heen en beínvloeden elkaar. Ik hoop dat de lezer ze spannend vindt, dat die verhalen in zijn hoofd blijven rondzingen en tot het bevragen van zichzelf en anderen leiden.

das gefrorene meer: Het derde hoofdstuk "De kruisafneming van Christus" uit De verbeelding is grotendeels een voordracht over het motief van de kruisafneming in de kunstgeschiedenis. In een nawoord van de roman stelt u dat de hoofdpersoon Rogier van der Weyden blij zou zijn met kritisch commentaar. Hoe zou een karakter als Rogier van der Weyden met dit soort kritiek omgaan?

Herman Franke: Rogier is obsessief geïnteresseerd in de iconografie van de kruisafneming. Hij betrekt voorstellingen van de kruisafneming sterk op zichzelf. Zijn jeugd, zijn zelfbeeld, de verhouding met zijn vader en moeder en de relatie met zijn vriendin, hij projecteert het allemaal op hoe Jezus door de eeuwen heen op schilderijen van het kruis wordt genomen en op hoe de mensen die daarbij aanwezig zijn hun emoties tonen. Met kritisch commentaar zou hij blij zijn wanneer dat zijn kijk op de kruisafneming zou verdiepen en tot uitbreiding van zijn collectie zou leiden, maar Rogier is lichtgeraakt, hij zou het ook al gauw persoonlijk opvatten, dus ik hou mijn hart vast. Het vragen om commentaar is natuurlijk vooral een roep om hulp, zoals zijn hele obsessieve verzameldrift een roep om hulp is.

das gefrorene meer: Voor Rogier van der Weyden en vooral voor zijn "arbeidsongeschikt verklaarde oom" speelt de zoektocht naar hun voorouders een belangrijke rol. Inderdaad lijkt genealogie op het moment een regelrechte mode te zijn, waarvoor mensen blijkbaar bereid zijn, veel tijd en geld te investeren. Waar komt die fascinatie voor stambomen en familieonderzoek vandaan?

Herman Franke: Een 'mode' is het niet echt, de meeste archieven worden al decennialang bevolkt door stamboomonderzoekers. Dat er nu zo veel mensen hun stamboom onderzoeken heeft vooral te maken met meer vrije tijd, meer arbeidsongeschiktheid en een langer leven na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, dan met een nieuwe fascinatie. Ik denk dat het om een spiegelbeeld gaat van de belangstelling voor een leven na de dood, het geloof in geesten en een hiernamaals. De mens wil niet alleen weten waar hij naar toe gaat maar ook waar hij vandaan komt. Kennis van je voorouders geeft je bestaan wortels. Ik denk dat veel stamboomonderzoekers tamelijk geisoleerd leven en hun sociale identiteit als het ware opkrikken door zich te verbinden met hun voorouders. Zo’n stamboom plaatst hen in een grote familie. En als hun voorouders rijk, begaafd en beroemd waren, dan straalt dat op hen af. Dat is ook het geval bij Rogier en zijn oom die een biologische band zoeken met de beroemde schilder Rogier van der Weyden. Het is natuurlijk allemaal onzin want in zo’n lange afstammingslijn zitten altijd wel een paar bastaarden, maar daar denken die amateur-genealogen liever niet over na.

De vragen stelden Lizzy van Winsen en Frederik Hartig.


Over "De kruisafneming van Christus"

"Die Kreuzabnahme Christi" is een hoofdstuk uit de roman De verbeelding (Duits: Einbildung, Einbildungskraft, bildliche Darstellung, Fantasie). In dit boek lijdt admiraal Nelson, de grote Engelse zeeheld, op zijn zestig meter hoge erezuil in het hart van Londen, Trafalgar Square, zo sterk aan een dubbele fantoompijn dat hij overweegt naar beneden te springen en zijn pijn over duizend stukken te verdelen. En waar is de miniatuur van zijn allerliefste Emma Hamilton gebleven die hij altijd in de armloze mouw van zijn uniform bewaarde? Wanhopig bladert hij in de levens die dag-in, dag-uit, als flarden van gesprekken tot hem doordringen. De mensen die hij aan de voet van zijn zuil hoort praten, mogen beleven wat ze willen, ze mogen toegeven aan hun raarste verlangens, ze mogen het geluk en het verdriet hebben dat bij hen past, ze mogen zich geheel onttrekken aan zijn verheven blik, maar God, wat zou het mooi zijn als ze hem tussen het tobben, haten en liefhebben door eindelijk verlosten van de onhoudbare, brandende pijn in zijn arm en van die slopende obsessie in zijn hoofd. En dat doen ze, met volle inzet, of ze nu in het verleden of in het zenuwachtige heden leven. Maar op hun zoektocht naar zijn liefde raken zij hartstochtelijk verstrikt in hun eigen romantische obsessies. Manou, de Franse vrouw die een kunstwerk is, Louis, de rokkenjager die bang is voor de liefdesdood, de Hollander Rogier die kruisafnemingen van Christus verzamelt, Fucking Keith die alles "uitheems vreemdig" vindt en zijn vriendin Amy die vrijt uit angst voor beestjes, het mooie Nubische slavenmeisje Fatima en haar hedendaagse naamgenote die uit het niets komt, de getraumatiseerde schoonmaker van Nelson's standbeeld, de vrouwen die "mama" en "lieve god" roepen als ze klaar komen, het "levend standbeeld" (Performer of Emotional Arts), het verliefde meisje dat altijd op de verkeerde momenten knalrood wordt, de buschauffeur op een lijn zonder passagiers, de man die in een camera obscura naar de dood kijkt, Nelson's dochter in haar graf, zijn klein-klein-klein-klein-dochter in Calais - en al die anderen in hun opmerkelijke bijrollen. Nelson kruipt in ze, hij stuurt ze met zijn dwanggedachten, hij ontfutselt ze stukje bij beetje de informatie die hij nodig heeft als opium voor zijn lijdende ziel. Uiteindelijk slaakt hij een zucht van verlichting. Zijn verbeelding heeft een grote overwinning behaald.

De roman De verbeelding werd bekroond met de AKO-literatuurprijs, één van de belangrijkste literaire prijzen in Nederland. In de uitgave n+4 verschijnt het hoofdstuk "De kruisafneming van Christus" voor de eerste keer in het Duits.


Hier vindt u het hoofstuk in het Nederlands.
Herman Franke: über den Autor